Floris
Arntzenius | 1864 - 1925
Paarden en Huurrijtuigen in de sneeuw
Formaat: 46,0 (h) X 84,0 (b) cm
Materiaal: Olieverf op linnen
Gesigneerd: rechts onder ‘F. Arntzenius’
Datering: 1895-1905
provenance
Particuliere collectie
opmerkingen
Tentoongesteld: Den Haag, Haags Gemeentemuseum en Laren, Singer Memorial Foundation, Floris Arntzenius 1864 – 1925, Het Haagse leven van gisteren. Juli – November, 1969, cat. no. 27
biografie
Pieter Florentius Nicolaas Jacobus ‘Floris’ Arntzenius
Geboren: 9 juni 1864 te Soerabaja
Overleden: 16 februari 1925 te Den Haag
Leven en werk:
Floris Arntzenius werd geboren in 1864 in Soerabaja. Omstreeks 1875 komt Floris Arntzenius vanuit Java in huis bij een oom en een tante in Amsterdam. In 1877 doet hij hier toelatingsexamen voor de HBS, dat hij met goed gevolg zal afronden. In 1882 wordt hij leerling bij de schilder J.H.F.C. Nachtweh in Amsterdam en daarna van 1883 tot 1888 aan de Rijksacademie, waar o.a. August Allebé en B. Wijnveld zijn leermeesters zijn. Onder zijn medeleerlingen bevinden zich later bekend geworden kunstenaars als George Breitner, Isaac Israëls, Jan Veth en Willem Witsen. Zijn schilderstudie wordt ten slotte afgesloten met het volgen van lessen aan de Antwerpse academie van 1888 tot 1889, waarna hij gedurende twee jaren een atelier heeft in de Sarphatistraat in Amsterdam. In 1890 wordt hij lid van Arti et Amicitiae en in 1891 ook van Sint-Lucas. De dood van Arntzenius’ vader in 1892 brengt hem ertoe zich bij zijn moeder in Den Haag te vestigen. Hij voelt zich spoedig thuis in de residentie en ontwikkelt zich tot een bekwaam schilder van Haagse stadsgezichten. Gedurende korte tijd betrekt hij een atelier in de Piet Heinstraat, daarna samen met C.A. van Waning het vroegere atelier van B.J. Blommers aan het Spui. In 1892 wordt hij lid van Pulchri Studio, van 1895 tot 1897 is hij commissaris voor de Teekenzaal en Etsclub van dit genootschap, van 1897 tot 1901 secretaris, daarna commissaris van de kunstzalen. In 1896 wordt hij als lid van de Hollandsche Teeken Maatschappij aangenomen, die het aquarelleren onder de leden stimuleert. Na 1896 heeft Arntzenius steeds in eigen atelier gewerkt op verschillende adressen in Den Haag totdat hij in 1913 aan de Wagenaarweg 5 gaat wonen, in het vroegere huis van H.J. Haverman, dat twee ateliers bevat. Lide Arntzenius heeft tijdens haar huwelijk het schilderen geheel naar de achtergrond gedrongen en het gezin voorrang gegeven. Daarbij heeft ze alles op alles gezet om te zorgen dat niets het werk van Floris in de weg stond. Pas na zijn overlijden heeft zij haar eigen werk weer opgevat en dat tot haar dood in 1954 voortgezet. Haar onderwerpen waren stillevens, vooral bloemen, en portretjes.