Romantiek (1780 – 1850)

De romantiek was een stroming in de Westerse cultuur die zich aan het einde van de 18e eeuw en het begin van de 19e eeuw sterk deed gelden in de kunst en het intellectuele leven van met name Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.

In de romantiek werd, in reactie op de Verlichting, de subjectieve ervaring als uitgangspunt genomen. Hierdoor kwamen introspectie, intuïtie, emotie, spontaniteit en verbeelding centraal te staan. De bloeiperiode van de romantiek liep van ca. 1795 tot ca. 1848. Romantiek is niet zozeer te beschouwen als stijlperiode, maar eerder als geestesstroming, waaraan alle sociale klassen konden participeren: boeren, burgers, werklieden, maar ook vrouwen zoals de schrijfster en feministe Mary Wollstonecraft.

De naam romantiek is ontleend aan de middeleeuwse romances - verhalen waarin feilbare mensen de droom van volmaaktheid najagen. Aanvankelijk had het woord niet de misprijzende connotatie die tegenwoordig aan een woord als sentimenteel kleeft.

Emotionaliteit

Tijdens de romantiek werd de overwaardering van de rationele zijde van de mens aangevallen. Men beschouwt het rationalisme van de 18e eeuw als een vernauwing van het bewustzijn. Romantici keerden zich tegen de koele onverschillige objectiviteit van rationalistische denkers en de wetenschap. Men verzet zich tegen de overheersing van wetenschap en technologie. Zo werd Isaac Newton wel eens bestempeld als de 'vleesgeworden duivel' door William Blake.

Daartegenover stelde men het gevoel, de fantasie, de verbeelding, de intuïtie, het onderbewuste, het onverklaarbare en het raadselachtige. Deze intense emotionaliteit en verlangen naar het onverklaarbare en de fantasie leidde ook tot een grote hoeveelheid zelfmoorden. Dit wordt wel de Zwarte Romantiek genoemd. Goethe's Die Leiden des jungen Werthers, dat eindigt met de zelfmoord van de hoofdpersoon, is hiervan het beste voorbeeld.

Geschiedenis

Romantici geloofden niet in de vooruitgang, maar waren eerder bezorgd voor de toekomst en nostalgisch naar het verleden. Voor sommigen geldt de romantiek daarom als een laatste reactie van traditionele krachten tegen de vooruitgang.

Natuur

De romanticus had een zekere afkeer van de (zich ontwikkelende) industrie, de techniek en de steden. Plekken die nog niet door de menselijke ratio waren bezoedeld kregen de eretitel natuur. In de Romantiek nam de verheerlijking van de natuur bijna religieuze vormen aan. Romantici ontwikkelden een bijzondere waardering voor wildernis omdat zij veronderstelden dat daarin de meest authentieke, pure vorm van natuur te vinden is. Daarnaast ging men uit van een eenheid van mens en natuur.

De aantrekkingskracht van het mysterieuze, de duisternis en de mystiek van leven en dood werd groter. Hierdoor ontstond het idee dat bomen als sparren, cipressen en treurige boomsoorten als wilgen symbolisch de droefheid uitbeeldden. Naast de taxus, het symbool van de onvergankelijkheid, zijn op begraafplaatsen uit deze tijd veel van deze bomen te vinden.

Keuzes van de romanticus

Aangezien de romantiek is ontstaan in reactie op de verlichting, kan men de romanticus karakteriseren aan de hand van de tegenstellingen tussen romantiek en verlichting. De romanticus is geneigd te kiezen voor:

  • Voelen (romantiek) boven denken (verlichting).
  • Het subjectieve (romantiek) boven het objectieve (verlichting).
  • Synthese en holisme (romantiek) boven analyse (verlichting).
  • Het ambigue en ironische (romantiek) boven ondubbelzinnigheid en helderheid (verlichting).
  • Kunst (romantiek) boven wetenschap (verlichting).
  • Creativiteit in de kunst boven nabootsing.
  • Het spirituele boven materialisme.
  • Zin boven nut.
  • Kwaliteit boven kwantiteit.
  • Een organische natuurbeschouwing boven een mechanische natuurbeschouwing.
  • De mens die deel van de natuur uitmaakt boven de mens die boven de natuur staat en haar probeert te gebruiken.

Sinds de Romantiek is originaliteit een vereiste van de kunst geworden. Breken met kunstregels, het creëren van nieuwe genres is er het uitvloeisel van. Neoromantiek is een herleving van de romantiek in de kunst en de literatuur.

Schilderkunst in Nederland

De Nederlandse landschapsschilderkunst uit de eerste helft van de 19de eeuw behoord tot de Romantiek en wordt overheerst door Barend Cornelis Koekkoek (1803 – 1862) en Andreas Schelfhout (1787 – 1870).

De van oorsprong uit Zeeland afkomstige B.C. Koekkoek ontwikkelde zich tot een landschapsschilder van faam, bewonderd in geheel Europa. In 1841 stichtte Koekkoek een “Teken-college” te Kleef. Aangetrokken door de roem van de meester kwamen al snel veel leerlingen naar Kleef, waaronder veel schilderende familieleden. Invloed van de grote landschapsschilders zoals Ruysdael of Hobbema uit de 17e eeuw zijn in zijn werk nadrukkelijk aanwezig.

Een typische uiting van Romantiek in de landschapsschilderkunst is het IJsgezicht. In de 19e eeuw is het Andreas Schelfhout die ons versteld doet staan met zijn weergave van ijsgezichten. Schelfhout was een meester in het weergeven van ijs. Met rake toetsen geeft hij de schaatssporen in het ijs weer. Zijn weergave van ijsblokken en schotsen in het ijs laten zien dat hij een meester is in de stof uitdrukking. Vaak zijn de werken van Schelfhout voorzien van molens, schaatsenrijders en koek-en-zopies. Schelfhout was eveneens belangrijk als leermeester in de Romantiek. Enkele van zijn leerlingen zijn: Charles Leickert, L.J. Kleijn, N.J. Roosenboom, J.W. van Borselen, J.B. Jongkind en zijn latere schoonzoon Nuyen.


> Terug naar stromingen overzicht